Geamendeerde begroting 2019-2022

Investeringen

Wet Hof

Wet hof

  • De Europese afspraak om het begrotingstekort van Nederland terug te brengen tot 3 % van het bbp en vervolgens in jaarlijkse stappen van minimaal 0,5 % naar 0 (het zogenaamde Medium Term Objective) is door de minister van Financiën vertaald in de Wet houdbare overheidsfinanciën. Om te bereiken dat de decentrale overheden hun aandeel dragen in het gezond maken van de overheidsfinanciën is in de Wet hof vastgelegd wat voor deze decentrale overheden in totaliteit hun EMU-saldo mag zijn. Voor afzonderlijke decentrale overheden wordt geen toegestaan EMU-saldo bepaald. Dit geeft overheden die een “te groot” beroep doen op de macronorm voor de decentrale overheden de mogelijkheid om te compenseren met lagere EMU-saldi van andere decentrale overheden;
  • Met de Wet hof in de hand kan het ministerie van Financiën nauwgezet toezien op realiseren van het toegestane EMU-saldo van gemeenten, provincies en waterschappen. Het EMU-saldo voor een gemeente wordt in grote lijnen berekend volgens de formule:

+/- Begrotingssaldo
+   Afschrijvingen
+/- Saldo bestedingen buiten de exploitatie van lasten en baten (vooral investeringen)
EMU-saldo

  • De Wet hof spreekt over een gelijkwaardige inspanning van Rijk en decentrale overheden om het EMU-tekort van Nederland terug te dringen, maar kwantificeert deze inspanning niet. Voor Nederland als geheel zijn er de regels van de EU, voor decentrale overheden stelt de wet dat bij aanvang van een nieuw kabinet in een bestuurlijk overleg een EMU-saldopad moet worden afgesproken. Decentrale overheden zijn dus niet op voorhand gebonden aan een saldopad dat analoog loopt aan dat van het Rijk.
  • In 2018 is in het Bestuurlijk Overleg Financiële verhoudingen tussen Rijk en decentrale overheden vastgelegd dat de macroreferentiewaarde voor de decentrale overheden gezamenlijk voor de jaren 2019 t/m 2022 0,4% (van het bbp) bedraagt.
  • De decentrale overheden hebben deze macronorm verder verdeeld, waarbij voor de gemeenten gezamenlijk een ruimte is afgesproken van 0,272%. Er zijn geen individuele referentiewaarden vastgesteld, wat een reden is dat in dit MIP geen rekening is gehouden met de mogelijk beperkende invloed van de Wet hof.